In deze cursus kunst- en cultuurgeschiedenis blijven we dicht bij huis om de eigen museale schatkamers en die van onze buurlanden van dichtbij te bekijken. Details in schilderijen, beelden of architectuur vertellen veel over de intentie die de maker aan het werk wilde meegeven. Soms is er sprake van een religieuze of symbolische betekenis, zoals een middeleeuws beeld van Petrus laat zien, gemaakt door Claus de Werve. Echter, hier wijzen details juist naar wat ontbreekt, want het zijn slechts de sporen in het hout die de afdruk laten zien van zijn attributen, waardoor we hem als Petrus herkennen. Details kunnen ook verwijzen naar voorgangers, die een inspiratiebron hebben gevormd voor de kunstenaar, zoals bij Henry Moore, die na een ontmoeting met een Pre-Colombiaans beeld zijn ‘Liggende Figuur’ schiep en waarmee hij zijn creatie een elementaire kracht kon meegeven. In de loop van de westerse geschiedenis zien we een meer filosofische benadering van de kunst en het kunstenaarschap. Bijvoorbeeld door het proces van het scheppen zelf te laten zien, vanuit de ruwe materie, zoals Marc Mulders doet, of Armando. Deze unieke scheppingskracht, ooit op de godheid geprojecteerd, is uiteindelijk tot het bewustzijn doorgedrongen. Via de mythe of droom leert de mens zichzelf en zijn mogelijkheden kennen. Alle kunsten moeten daarom ook altijd in een historische context worden geplaatst.